Homepage : EBI : structuur van de informatievoorziening : informatiesystemen

Structuur van de informatievoorziening

Sectie II
Prof. dr. D.B.B. Rijsenbrij

4. Informatiesystemen vorig artikel volgend artikel
Download de illustraties
behorende bij het college:
134 KB

Inleiding

In de vorige sectie hebben we laten zien dat bedrijven informatie nodig hebben om te functioneren. Om in de informatiebehoefte van belanghebbenden te voorzien, hebben ze informatiesystemen in gebruik.

Maar wat is een informatiesystemen eigenlijk, en hoe is dat opgebouwd? In dit hoofdstuk geven we een antwoord op deze moeilijke vragen, door een voorbeeld van een informatiesysteem uit te werken. Daarna vertellen we iets over de functies van informatiesystemen in het algemeen. Waarna een paragraaf volgt over de kwaliteit van informatiesystemen. We sluiten af met een beschouwing over de softwarematige opbouw van een informatiesysteem.

Leerdoelen

Na het bestuderen van dit hoofdstuk moet u begrijpen:

  • wat een informatiesysteem is, mede in relatie tot de informatievoorziening;
  • welke verschillende soorten functies we bij een informatiesysteem kunnen onderscheiden;
  • welke onderdelen we aan een informatiesysteem kunnen onderscheiden;
  • hoe we de kwaliteit van informatiesystemen kunnen uitdrukken;
  • uit wat voor soort componenten een applicatie ( het geautomatiseerde deel van een informatiesysteemfunctie ) is opgebouwd.

Voorbeeld: Studentenadministratiesysteem

In deze paragraaf gebruiken we als voorbeeld van een informatiesysteem een studentenadministratiesysteem. Een studentenadministratiesysteem helpt bij het bijhouden van de gegevens van studenten, betalingen van collegegeld en tentamenresultaten. We kunnen verschillende gebruikers van het systeem onderscheiden. De primaire gebruikers van het systeem zijn de medewerkers van de studentenadministratie, zij gebruiken het systeem om gegevens van studenten te beheren, rekeningen te sturen, betalingen bij te houden en studieresultaten naar de Informatie Beheer Groep te sturen. De studiesecretariaten van de faculteiten gebruiken het systeem om tentamenresultaten te beheren en jaarlijks een overzicht van de studieresultaten naar de studenten te sturen. Het bestuur van een faculteit gebruikt het systeem om tentamens te beoordelen.

Om deze taken uit te voeren maken deze gebruikers gebruik van de applicaties die het systeem aanbiedt. Deze applicaties bieden de volgende functies, ook wel informatiesysteemfuncties genoemd, aan:

  • inschrijven van een student;
  • uitschrijven van een student;
  • rekeningen voor collegegeld sturen;
  • machtiging betaling collegegeld verwerken;
  • betaling collegegeld verwerken;
  • aanmaningen sturen;
  • studieresultaten naar Informatie Beheer Groep sturen (voor tempobeurs);
  • resultaten van een tentamen invoeren;
  • jaarlijkse voortgangsrapportage sturen naar studenten;
  • rapportage van tentamenresultaten.

Ook de gegevensverzamelingen, die door deze applicaties gebruikt worden, rekenen we tot het informatiesysteem:

  • studentengegevens;
  • tentamenresultaten.

Naast deze ‘ongrijpbare’ onderdelen bestaat het informatiesysteem ook uit een aantal fysieke onderdelen. De fysieke onderdelen van het systeem zijn de werkstations, de servers, het netwerk en de printers. Zij vormen de technische voorzieningen waarop het informatiesysteem draait.

Tot nu toe hebben we alleen de geautomatiseerde onderdelen van het informatiesysteem genoemd, maar een informatiesysteem bestaat ook uit een handmatig deel. Dit zogenaamde handmatige deel van het studentenadministratiesysteem bestaat uit de volgende procedures:
 

  • student laten afstuderen: de examencommissie controleert of een student het vereiste aantal studiepunten heeft gehaald en of de combinatie van gevolgde vakken recht geeft op een doctoraalexamen;
  • tentamen beoordelen: het bestuur van de faculteit beoordeelt jaarlijks de tentamens, waarbij het zaken als het slagingspercentage en het gemiddelde cijfer van het tentamen worden bekeken.

Onderdelen van een informatiesysteem

In het algemeen kan men zeggen dat een informatiesysteem bestaat uit:

  • informatiesysteemfuncties;
  • gegevensverzamelingen;
  • technische voorzieningen;
  • handmatige procedures.

De informatiesysteemfuncties kunnen op hun beurt ook weer bestaan uit een handmatig deel en een geautomatiseerd deel. Dat laatste wordt meestal aangeduid met "applicatie".

De gehele informatievoorziening van een bedrijf bestaat uit een aantal van deze informatiesystemen. Deze informatiesystemen bestaan allemaal uit bovengenoemde onderdelen. We kunnen ons nu afvragen op basis waarvan een aantal informatiesysteemfuncties, gegevensverzamelingen, technische voorzieningen en handmatige procedures worden samengenomen tot een informatiesysteem. We zouden immers de hele informatievoorziening ook als één groot informatiesysteem kunnen zien, maar toch doen we dat niet. Als criterium voor deze opdeling hanteren wij het begrip "eigendom" of "eigenaar". Immers, als de gehele informatievoorziening uit één informatiesysteem zou bestaan, zou de top van het bedrijf de "eigenaar" van het systeem zijn. Zij staan echter te ver van de gebruikers van het systeem af om het informatiesysteem effectief te kunnen beheren (wat beheer precies inhoudt, wordt in hoofdstuk 8 uitgelegd). Echter, het eigendom van het informatiesysteem moet ook niet te laag gelegd worden. Ten eerste zou dan het aantal informatiesystemen te groot worden en daardoor de beheerskosten toenemen. Ten tweede loopt men op die manier de kans dat de eigenaar onvoldoende overzicht heeft van het grotere geheel waarvan het systeem deel uit maakt. Het eigendom van een informatiesysteem zou daarom op die plek in de organisatie gelegd moeten worden dat de eigenaar in staat is om juiste beslissingen over het systeem te nemen. Wat de juiste plek voor het eigendom van een informatiesysteem is, hangt van de organisatie en het informatiesysteem af.

Functies van informatiesystemen
<< afstemmen met de verandering in hoofdstuk 3 >>

Zoals we in de vorige paragraaf al zeiden, bestaat een informatiesysteem uit een aantal functies. We kunnen deze functies indelen in een aantal categorieën. We hebben gekozen om dat te doen analoog met de toepassingsgebieden uit hoofdstuk 3. We zullen nu per toepassingsgebied aangeven welke functies we hierbinnen kunnen onderscheiden.

Bedrijfsbesturing

De onderdelen van informatiesystemen op dit gebied zijn de volgende:

  • Management Information Systems (MIS): gericht op regelmatige rapportage
  • Executive Information Systems (EIS): gericht op ad hoc rapportage
  • Decision Support Systems (DSS): gericht op simulatie
  • Workflow Management (WFM): gericht op de besturing van werkstromen

Communicatie met de omgeving

Voor communicatie met de omgeving kunnen we twee soorten informatiesysteem functies onderscheiden:

  • Electronic Data Interchange (EDI): gestructureerde communicatie met de omgeving
  • Internet en e-mail: ongestructureerde communicatie met de omgeving

Groepswerk

Zoals ook genoemd in het vorige hoofdstuk kunnen we voor ondersteuning van groepswerk functies op de volgende gebieden onderscheiden:

  • Messaging
  • Workflow management
  • Electronisch vergaderen
  • Scheduling
  • Kennisbanken

Administratie

Het voornaamste onderdeel van een informatiesysteem op het gebied van administratie is een transactieverwerkend systeem, of een transaction processing system (TPS).

Productiemanagement
 

Omdat er geen fysieke produkten betrokken zijn bij het gebied waarop dit informatiesysteem betrekking heeft, is dit niet relevant

De laatste twee toepassingsgebieden (persoonlijke ondersteuning en producten) zijn niet relevant, omdat dit op zichzelf staande toepassingen betreft die geen onderdeel uitmaken van een groter geheel.

Binnen één informatiesysteem komen we meestal meerdere van deze functies tegen. Zo kan een informatiesysteem een transactieverwerkend deel hebben dat zorgt dat de gegevens in het systeem komen en een MIS-achtig deel dat rapporteert over deze gegevens.

Kwaliteit van informatiesystemen

We kunnen bij een informatiesysteem onderscheid maken tussen de functionaliteit van het systeem en de kwaliteit van het systeem. De functionaliteit van een systeem bestaat uit dat waarin het informatiesysteem de gebruiker ondersteunt. Alle bijvoeglijke naamwoorden of bijwoorden die daarbij gebruikt worden als snel, veilig, makkelijk en overzichtelijk zijn waarden van de kwaliteitsattributen die wij kunnen toekennen aan
(de werking van) dat informatiesysteem.

 

De kwaliteit van een systeem heeft twee dimensies, afhankelijk van de doelgroep. De eerste dimensie is de kwaliteit voor de beheerders van het systeem en de tweede de kwaliteit voor de ( eind- ) gebruikers van het systeem. De eerste dimensie wordt ook wel de statische productkwaliteit genoemd, omdat het in deze dimensie over de kwaliteit van een informatiesysteem ‘in ruste’ gaat. De tweede dimensie wordt de dynamische productkwaliteit genoemd, omdat het in deze dimensie over de kwaliteit van het informatiesysteem ‘in werking’ gaat.

 

Als we naar een auto kijken dan heeft de statisch productkwaliteit te maken met het gemak waarmee de medewerkers van de garage de auto kunnen onderhouden. De dynamische productkwaliteit zou in dat geval betrekking hebben op zaken als de zuinigheid, de snelheid, de wegligging en de veiligheid.

Statische productkwaliteit

De statische produktkwaliteit heeft betrekking op wijzigingen van het systeem. We kunnen daarin de volgende attributen onderscheiden:

  • Flexibiliteit: De flexibiliteit van een informatiesysteem is het gemak waarmee de gebruikers aanpassingen aan een systeem kunnen doen, zonder daarvoor de hulp van de automatiseringsafdeling nodig te hebben. Voor verzekeringsmaatschappijen kan het bijvoorbeeld van belang zijn dat de gebruikers nieuwe verzekeringsvormen in het systeem kunnen introduceren zonder dat de automatiseringsafdeling daar aanpassingen voor hoeft te doen.
  • Onderhoudbaarheid: De onderhoudbaarheid van een informatiesysteem is het gemak waarmee het systeem aangepast kan worden. Men kan de onderhoudbaarheid uitdrukken in de moeite die nodig is om een aanpassing uit te voeren. We maken daarbij onderscheid in een aantal soorten aanpassingen. De eerst soort aanpassing is het verbeteren van fouten in het systeem (correctief onderhoud). De tweede soort aanpassing betreft het aanpassen van (een onderdeel van) een systeem aan wijzigingen in zijn omgeving (adaptief onderhoud). De derde soort aanpassing betreft het aanpassen van een systeem aan veranderde kwaliteitseisen van de gebruikers (perfectief onderhoud). De laatste soort aanpassing betreft het aanpassen van de functionaliteit van een systeem aan veranderde functionaliteitseisen van de gebruikers (onderhoud van de functionaliteit).
  • Testbaarheid: De testbaarheid van een informatiesysteem is het gemak waarmee een systeem na een aanpassing getest kan worden. Dit attribuut is moeilijk in een getal uit te drukken.
  • Portabiliteit: De portabiliteit van een informatiesysteem is het gemak waarmee een systeem van de ene omgeving (apparatuur en systeemprogrammatuur) naar de andere kan worden overgebracht. Het is in dat geval vaak nodig dat het systeem aangepast moet worden aan de andere omgeving. Dit attribuut geeft aan wat het mag kosten om een systeem naar een andere omgeving over te brengen.
  • Connectiviteit: De connectiviteit van een informatiesysteem is het gemak waarmee (delen van) systemen gekoppeld kunnen worden. Hierbij maken we onderscheid tussen externe en interne connectiviteit. Externe connectiviteit betreft het koppelen van een informatiesysteem aan andere informatiesystemen. Interne connectiviteit betreft het koppelen van deelsystemen van een informatiesysteem.
  • Herbruikbaarheid: De herbruikbaarheid van een deel van een informatiesysteem is het gemak waarmee het in een ander informatiesysteem gebruikt kan worden.
  • Geschiktheid van de infrastructuur: De geschiktheid van de infrastructuur geeft aan hoe goed het informatiesysteem aansluit op zijn infrastructuur. Dit kwaliteitsattribuut is een randvoorwaarde voor de totale van de kwaliteit van het informatiesysteem.

Dynamische produktkwaliteit
 

De dynamische produktkwaliteit heeft betrekking op het gebruik van het informatiesysteem. We kunnen daarin de volgende attributen onderscheiden:
 

  • Betrouwbaarheid: De betrouwbaarheid van een informatiesysteem bestaat uit een aantal onderdelen. Het eerste onderdeel is de zekerheid dat de aangeboden invoer tot de juiste transacties leidt (juistheid). Het tweede onderdeel is de zekerheid dat alle invoer precies één keer verwerkt wordt (volledigheid). Het derde onderdeel is de zekerheid dat de informatie snel genoeg verwerkt wordt om gebruikt te worden in de bedrijfsprocessen waarvoor de informatie bedoeld is (tijdigheid). Het laatste onderdeel is de zekerheid dat alleen de mensen die daarvoor bevoegd zijn het systeem kunnen gebruiken of aanpassen (geoorloofdheid). De totale betrouwbaarheid is het product van deze onderdelen.
  • Continuïteit: De continuïteit van een informatiesysteem is de zekerheid dat het systeem operationeel is. Een belangrijke factor hiervoor is de kans dat de informatievoorziening vrij blijft van storingen (bedrijfszekerheid). Als er dan toch een storing voorkomt wordt deze of automatisch opvangen door het systeem (veerkracht), of is het nodig om de informatievoorziening te herstellen (herstelbaarheid). Bij ernstige storingen kan het nodig zijn om het systeem op een lager niveau te hervatten (degradatiemogelijkheid), of zelfs naar een andere locatie te verplaatsen (uitwijkmogelijkheid).
  • Efficiëntie: De efficiëntie van een informatiesysteem is het gemak waarmee het systeem gegevens verwerkt en verstrekt. De efficiëntie wordt bepaald door de snelheid, de zuinigheid en de gebruiksvriendelijkheid van het systeem, maar ook door de mate waarin het systeem aansluit bij de handmatige procedures en de mate waarin de gebruikers in staat zijn om de handmatige procedures van het systeem uit te voeren.
  • Effectiviteit: De effectiviteit van een informatiesysteem is de mate waarin het bijdraagt aan het bereiken van de bedrijfsdoelstellingen. Dit wordt bepaald door een aantal factoren. De eerste factor is de mate waarin het informatiesysteem de bedrijfsfuncties ondersteunt die in zijn definitie zijn aangegeven (dekkingsgraad van de bedrijfsfuncties). De tweede factor is de mate waarin het systeem beschikbaar is voor zijn gebruikers op het moment dat dat nodig is (beschikbaarheid). De derde factor is de mate waarin het informatiesysteem aansluit bij de cultuur en automatiseringsrijpheid van het bedrijf (bruikbaarheid). De vierde factor is de mate waarin het systeem de bedoelde ondersteuning biedt bij het vormen van beleid en het nemen van besluiten (ondersteuning van de besluitvorming). De laatste factor is de toename van de produktiviteit van de gebruikers (ondersteuning van de gebruikers).

Softwarematige opbouw van een applicatie

De tijd dat een applicatie ( software ) helemaal met de hand werd geschreven is grotendeels achter de rug, tenzij voor een zeer specifieke probleem. Omdat vele malen dezelfde software werd gemaakt, kwam men tot het idee om pakketsoftware te schrijven. Een pakket betreft een hoeveelheid functionaliteit die in veel bedrijven of situaties voorkomt. Voorbeeld zijn crediteurensysteem op de afdeling boekhouding, personeelsinformatiesysteem voor de afdeling Personeelszaken. Bekende pakketleveranciers die veelvuldig op Nederlandse bodem worden aangetroffen zijn BAAN, SAP, PeopleSoft, Oracle, J.D.Edwards. Deze leveranciers verkopen zogenaamde ERP pakketten.

Hoewel wij op dit moment nog steeds zitten in de periode waarin veel pakketten worden gebruikt, dient zich alweer de volgende verbetering aan te weten : software componenten. Vaak zijn pakketten te groot, dat wil zeggen zij leveren veel te veel functionaliteit, of zij passen niet echt op de vigerende bedrijfssituatie. In dat laatst geval moet als nog additionele software worden geschreven. Een software component is een stukje software met een zeer beperkte enkelvoudige functionaliteit, te vergelijken met de LEGO-bouwstenen waarmee wij in onze jeugd hele bouwwerken hebben gemaakt. Net zoals we bij het technisch "lego" verschillende type componenten hebben om te zorgen dat wij op eenvoudige wijze een bouwwerk kunnen maken maar ook snel weer kunnen veranderen, onderkennen we bij software ( naar de indeling van Guus van der Stap << ref >> ) de volgende indeling:

Hierbij zijn de volgende overwegingen gebruikt:

  • Maak een stringente scheiding tussen de buitenkant van de applicatie ( het interactiegedeelte ) en de binnenkant ( het probleemdomein ). De interface tussen beide delen wordt geregeld door taakmanagement-componenten.
  • Voorts wordt een stringente scheiding aangebracht tussen componenten die qua functionaliteit dicht bij de technische infrastructuur liggen ( zij verbijzonderen als het ware de faciliteiten van de technische infrastructuur ), componenten waarin de business functionaliteit is gegoten en componenten die specifiek voor een bepaalde applicatie benodigd zijn. Deze laatste categorie vormt de brug naar de specifieke wensen van een bedrijf of een van haar gebruikers.

Een applicatie bestaat dan een verzameling van applicatie specifieke componenten en business specifieke en wellicht system utility-achtige componenten en frameworks. Voor een nadere illustratie zie in de figuur hieronder

Resumé

In dit hoofdstuk hanteren wij voor de hiërarchische opbouw van de informatievoorziening de volgende begrippen :

  • De informatievoorziening dat bedrijfsbreed ten dienst staat.
  • Deze informatievoorziening bestaat uit een verzameling, wellicht samenhangende, informatiesystemen met elk een duidelijke eigenaar.
  • Een informatiesysteem bestaat uit een handmatig deel en een aantal informatiesysteemfuncties.
  • Een informatiesysteemfunctie bestaat uit een handmatig deel en een geautomatiseerd deel, hetgeen meestal wordt aangeduid met "applicatie".
  • Een moderne applicatie bestaat uit een collectie van applicatie-specifieke componenten, business-specifieke componenten en/of frameworks en wellicht een of meerdere system-utility-achtige componenten en/of frameworks.

Trends

  • De (web-) browser wordt de universele user interface.
  • De toepassing van intelligente interfaces ( op basis van software agents )
  • De opkomst van service en component georiënteerde informatiesystemen.
  • Ontwerp criteria met betrekking tot communicatie, distributie topologie en schaalbaarheid worden steeds meer integraal meegenomen in de bepaling van de structuur van een informatiesysteem.
  • De opkomst van coöperatieve informatiesystemen die zich uitstrekken over meerder bedrijven ( juridisch verschillende entiteiten )
  • Er gaat een nieuwe functie ontstaan de component broker een intermediair tussen componentenmakers en componentengebruikers / -assembleurs.

Statements

  • Informatiesystemen die een bepaalde complexiteitsgraad overschrijden gaan letterlijk en figuurlijk een eigen leven leiden ( denk aan de eerste generatie Russische schaakprogramma's )
  • Informatiesystemen die niet ( kunnen ) veranderen zijn dood. Een goed informatiesysteem heeft de kleur van een kameleon : adaptieve informatiesystemen.
  • Flexibiliteit is een kwestie van een weloverwogen keuze van "vrijheidsgraden". Evenals een aantal andere kwaliteitsaspecten is het een relatief begrip.
  • Alleen onder architectuur ge/ver-bouwde informatiesystemen zijn "tijdloos".
  • Een goede informatievoorziening wordt ontworpen en gebouwd als een organisch systeem.

Oefeningen

  • Geef een beschrijving van het informatievoorzieningssysteem in een volledig handmatige (dus niet-geautomatiseerde) vorm.
  • Geef voorbeelden van pakketten en faciliteiten die gebruikt worden in een bedrijf.
  • Geef voorbeelden van een TPS, MIS en DSS.
  • Waar worden in een bedrijf informatiesystemen ter ondersteuning van groepswerk gebruikt?

Vragen

  • Volgens welk criterium groeperen we een aantal informatiesysteemfuncties tot één informatiesysteem?
  • Welke verschillende gebruikers onderken je bij het studentenadministratiesysteem en wat is hun informatiebehoefte ?
  • Wanneer gebruik je een decision support system en wanneer een management information system?
  • Wat is de relatie tussen workflow en EDI?
  • Voor wie is de statische productkwaliteit van een informatiesysteem van belang, en voor wie de dynamische productkwaliteit?

Definities

decision support system (DSS)
Een decision support system is een systeem dat de mogelijkheid biedt om met modellen bedrijfsscenario’s op te stellen en ‘what-if’-vragen te simuleren. [vrij naar Bemelmans(1996)]

electronic data interchange (EDI)
Electronic data interchange is de elektronische uitwisseling van gestructureerde en genormeerde gegevens tussen computers van bij handelstransacties betrokken partijen. Omdat er gebruik gemaakt wordt van gestructureerde berichten zijn de ontvangende computers in staat om de ontvangen berichten zonder menselijke tussenkomst te verwerken (bron: Malestein en Taal [1994]).

executive informationsystem (EIS)
Een executive informationsystem is een tool om op ad hoc basis op hoog niveau door gegevensstructuren te ‘wandelen’. Op deze manier is het mogelijk om allerlei verschillende soorten gegevens tegen elkaar af te zetten om hiertussen verbanden te ontdekken (data-browsing).

groupware
Groupware is een verzamelnaam voor toepassingen die op enigerlei wijze groepsprocessen ondersteunen. Hierbij kan gedacht worden aan ongestructureerde toepassingen als e-mail en video-conferencing, maar ook aan gestructureerde toepassingen als workflow-management en group-scheduling.

handmatige procedure
Een handmatige procedure is een (schriftelijk vastgelegde) volgorde van uit te voeren handelingen, neergelegd in procedurestappen.

informatiesysteem
Een informatiesysteem is een stelsel van informatiesysteemfuncties, systeemgebonden gegevens en eventueel systeemgebonden technische voorzieningen. Het doel ervan is: het verzamelen, vastleggen, verwerken, bewaren, transporteren en verstrekken van gegevens ten behoeve van het nemen van beslissingen (door mensen, programma's of apparatuur) op een afgebakend toepassingsgebied c.q. ten behoeve van een bepaald bedrijfsdoel.

informatiesysteemfunctie
Een informatiesysteemfunctie is een door mens of computer verrichte functie. Daarbij moet gelden dat de gebruiker de functie als één ervaart, volgens de criteria eenheid van plaats, eenheid van tijd en eenheid van handeling.

management informationsystem (MIS)
Een MIS is een informatiesysteemfunctie die periodiek rapporten genereert. De opbouw en het tijdstip van genereren van dit rapport staan vast. Een voorbeeld hiervan is het automatisch genereren van een overzicht van verkochte artikelen aan het einde van de dag.
Om op ad hoc basis rapporten te genereren waarvan de opbouw naar eigen smaak ingericht kan worden, worden EIS-tools gebruikt.

procedure
Een procedure is een formeel en schriftelijk/elektronisch vastgelegde wijze van handelen.
We kennen geautomatiseerde en handmatige procedures.

procedurestap
Een procedurestap is een uit één of meer handelingen bestaande stap binnen een handmatige procedure.

workflow
Workflow is de automatisering en besturing van bedrijfsprocessen. Daarbij zien we een bedrijfsproces als een verzameling activiteiten, die in een specifieke volgorde uitgevoerd worden door mens of machine.

workflow-applicatie
Een workflow-applicatie is een applicatie die de besturing van de stroom van gegevens tussen deze activiteiten verzorgt. Hierbij wordt gezorgd dat de juiste persoon de juiste gegevens krijgt. Tegelijk kan op deze manier de voortgang van activiteiten gemeten worden.
Een voorbeeld is een hypotheek aanvraag, waarmee verschillende mensen op de aanvraagafdeling iets moeten doen, bijvoorbeeld het toetsen van de kredietwaardigheid, het beoordelen van het gezondheidsrisico. Een workflow-applicatie zorgt er dan voor dat deze mensen de benodigde gegevens krijgen om deze activiteiten uit te voeren, en zorgt er voor dat de resultaten van deze activiteiten bij elkaar gebracht worden, zodat er een factuur kan worden uitgebracht.

Literatuurverwijzingen

  • Voor meer informatie over kwaliteit van informatiesystemen:


G.P.A.J. Delen, H.J. Kouwenhoven en D.B.B. Rijsenbrij, Kwaliteit van produkten, Rijswijk, Cap Gemini Publishing, tweede druk, 1992. (statische productkwaliteit blz. 31-53 en dynamische productkwaliteit blz. 53-99)

  • Voor meer informatie over groupware:


David Coleman en Raman Khanna, Groupware: technology and applications, Upper Saddle River, Prentice Hall PTR, 1995.

  • Voor meer informatie over EDI:


Mariëlle Malenstein en Frank Taal, ‘Financial EDI: naast payment processing ook information services’, Financiële instellingen en strategische vernieuwing, Deventer, Kluwer Bedrijfswetenschappen, 1994, blz. 167-180.

vorig artikelvolgend artikel
website: Daan Rijsenbrij