Over besluitvorming wordt vanouds gezegd dat je daarvoor de juiste
informatie nodig hebt. Goed geaggregeerd, juist, volledig, actueel,
nauwkeurig en liefst nog controleerbaar. Juniore managers denken zelfs
dat ze veel informatie nodig hebben: als ik alles weet, kan ik de juiste
beslissing nemen.
Pakketleveranciers menen dat topmanagers uitsluitend kunnen denken
in driedimensionale, multi-colour piecharts of andere fancy diagrammen,
bereikbaar gemaakt via een hiërarchie van simplistische pictogrammen.
De automatisering heeft danig toegehapt naar deze vermeende informatiebehoefte
door de ontwikkeling van MIS, DSS en tegenwoordig zelf EIS. EIS is een
toegankelijkheidssysteem voor ruwe gegevens van allerlei soort, met
een grote mate van navigatiemogelijkheden, waarbij de plaats van herkomst
onzichtbaar is voor de gebruiker. EIS zorgt voor een aggregatie van
gegevens op verschillende beschouwingsniveaus.
Het blijkt echter dat topmanagers slechts weinig informatie nodig hebben.
Ze beslissen op grond van intuïtieve signalen en gebruiken de informatie
om hun beslissingen achteraf te onderbouwen. Dat laatste schijnt nodig
te zijn om de ondergeschikte medewerkers te doordringen van de plausibiliteit
van de desbetreffende beslissing. Wij zijn namelijk niet meer gewend
om op gezag te volgen; alleen als we het voor onszelf plausibel kunnen
krijgen, komen we in beweging.
Besluitvorming is echter niet de exclusieve bezigheid van managers.
Wij nemen allen vele besluiten per dag. Besluiten op grond van informatie,
liefst van goede kwaliteit. Hier ligt de crux van het probleem: 'informatie'
en 'kwaliteit'. Informatie, zo wordt ons geleerd, is een samenstel van
gegevens dat het kennisbeeld verrijkt. Maar wat is ons kennisbeeld?
En wat is verrijking? Verrijking voor ons functioneren als mens of een
behoeftenbevrediging van het ego? Het blijkt, in de praktijk, zeer moeilijk
te zijn om de maat te vinden voor onze informatiebehoefte.
De waarde die informatie heeft bij de besluitvorming ligt in de onzekerheidsreductie,
en dat is een volgend obstakel. Wij mensen hebben een grote intrinsieke
onzekerheid, doordat we vergeten zijn wie we werkelijk zijn. Geïdentificeerd
met de sleur van alle dag beseffen we dat nauwelijks. Door deze grote
onzekerheid is het moeilijk te bepalen wat de juiste informatie is voor
de onderhavige problematiek, zowel voor het individu als voor hen die
trachten te helpen. Daardoor worden alle mogelijke gegevens verworven,
respectievelijk aangeboden. Er wordt dan stilzwijgend aangenomen dat
onder al die gegevens de werkelijk benodigde informatie ook wel aanwezig
zal zijn. Dit heeft veel weg van de spreekwoordelijke speld in de hooiberg,
en een dergelijke gegevensstroom heeft nauwelijks enige beslissingswaarde.
Zij dient op zijn hoogst een activiteit van het ego, dat gegevens verzamelt
voor eventuele latere voorvallen onder het motto: 'Beter mee verlegen
dan om verlegen.' Door de veelheid aan gegevens en de onoverzichtelijkheid
menen we dat de besluitvorming zelf ook geautomatiseerd dient te worden.
Zo'n automatisering impliceert dat het besluitvormingsproces in een
vast patroon wordt gegoten, hetgeen leidt tot een ontmenselijking van
onze samenleving.
De kwaliteit van de besluitvorming wordt dus sterk gekleurd door de
kwaliteit van de in geautomatiseerde vorm toegeleverde informatie. Bovendien
zou de kwaliteit van de besluitvorming niet mogen worden bepaald door
uitsluitend financieel/economische overwegingen of overwegingen van
technische aard, maar veeleer worden uitgedrukt in termen van vooruitgang
in menselijke ontwikkeling. Als alleen de financieel/economische dan
wel de technische factoren een rol spelen, zakken we als maatschappij
af tot een mechanisch niveau.
Trouwens, een manager die uitsluitend op grond van managementinformatie
beslist, kan worden vervangen door een intelligente PC.